De RINO Groep gebruikt cookies en daarmee vergelijkbare technieken om jou een optimale bezoekerservaring te bieden.
Met deze cookies kunnen wij geaggregeerde informatie verzamelen over hoe bezoekers onze website gebruiken, om zo onze pagina's te analyseren en verbeteren.
Meer informatie hierover lees je in ons privacy statement.
Door op ‘Akkoord’ te klikken geef je de RINO Groep toestemming om analytische cookies te plaatsen.
Als je niet akkoord gaat, plaatsen wij geen analytische cookies. Je kunt op elk moment je cookie-instellingen aanpassen.
Dit is de studiegids van de Postmaster opleiding tot Orthopedagoog-generalist. Deze studiegids is bedoeld als handleiding en naslagwerk gedurende de opleiding voor deelnemers en praktijkbegeleiders. Met deze opleiding word je uitgedaagd om jouw kennis, inzicht en vaardigheden verder te ontwikkelen. Na de opleiding kun je je inschrijven in het BIG-register en de wettelijk beschermde titel van Orthopedagoog-generalist voeren.
In deze studiegids vind je alle informatie die nodig is voor de opleiding. Je leest hoe de opleiding eruit ziet, wat er verwacht wordt, wie welke rol heeft en welke regelingen er zijn. Ook krijg je in deze gids achtergrondinformatie over de geschiedenis en het doel van de opleiding.
Mede namens de medewerkers van de RINO Groep wensen wij je een inspirerende en succesvolle opleidingsperiode toe.
prof. dr. Maretha de Jonge, hoofdopleider OG van de Stichting BoPP West Nederland.
Tot 1 januari 2020 was de orthopedagoog-generalist een privaatrechtelijke titel, verbonden aan het register Orthopedagoog-generalist van de beroepsvereniging NVO. Het register van de NVO en de daarmee gelijklopende opleiding tot orthopedagoog-generalist bestaat in Leiden sinds 2003.
Sinds 1 januari 2020 is de orthopedagoog-generalist opgenomen in het BIG-register als artikel 3 beroep, naast de andere psychologische basisberoepen te weten GZ-psycholoog en psychotherapeut. De basis voor de OG-opleidingsvereisten vloeit voort uit de wettelijke regeling. De eisen staan omschreven in het staatsblad Besluit van 1 oktober 2019, houdende regels inzake de opleiding tot orthopedagoog-generalist.
De orthopedagoog-generalist is deskundig in het verrichten van onderzoek en orthopedagogische diagnostiek en het behandelen en begeleiden van zich in een persoonlijke afhankelijkheidsrelatie bevindende personen met leer-, gedrags-, en ontwikkelingsproblemen. Zij betrekt daarbij altijd de opvoedingscontext als geheel, de verzorgers/opvoeders, en mogelijk andere personen uit de leefomgeving van de cliënt, zoals uit het gezin, onderwijs, buurt en/of leefgroep.
De opleiding tot orthopedagoog-generalist is een (postmaster) beroepsopleiding. De kern van de opleiding bestaat uit het verwerven van voor het beroep noodzakelijke competenties. Hierbij hoort in de visie van de Stichting BoPP West Nederland het accent te liggen op een wetenschappelijk geschoolde professional die zich, waar mogelijk, onderscheidt door een evidence-based beroepsuitoefening.
De orthopedagoog-generalist verricht zijn werkzaamheden op zeer uiteenlopende werkterreinen binnen de gezondheidzorg.
Gehandicaptenzorg
In dit domein richt de orthopedagoog-generalist zich op de zorg en het onderwijs aan personen met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of meervoudige beperking en de leef- en opvoedingsomgeving waarin ze opgroeien. De orthopedagoog-generalist richt zich daarbij op het begeleiden van de ontwikkeling, kwaliteit van leven en participatie. De orthopedagoog-generalist ondersteunt de cliënt onder andere in het begrijpen van en omgaan met moeilijk verstaanbaar gedrag, begeleidt/behandelt cliënten individueel in samenhang met het systeem en draagt bij aan het instellingsbeleid en de implementatie van methodieken. Een orthopedagoog-generalist binnen dit werkterrein is werkzaam in revalidatie- en activiteitencentra, instellingen voor mensen met beperkingen, dagverblijven voor kinderen en ouderen, kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, MEE organisaties, scholen voor speciaal onderwijs en sociale werkvoorzieningen.
Onderwijs
De orthopedagoog-generalist die werkzaam is het basis- en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs, richt zich op (de begeleiding van) kinderen en jongeren met leer-, gedrags- en ontwikkelingsproblemen en op de context van de school. De orthopedagoog-generalist verricht taken op het gebied van diagnostiek, leerlingbegeleiding, ondersteuning van ouders, beroepsopvoeders, schoolteams en schoolorganisaties en preventie. Een orthopedagoog-generalist ondersteunt bijvoorbeeld bij het verbeteren van het ontwikkel- en leerproces van een leerling, of adviseert opvoeders en leraren over het ontwikkelingsperspectief van een kind en welke ondersteuning nodig is om dat te realiseren, bijvoorbeeld door advies over klassenmanagement en gewenste kwaliteit van sociale interacties. Daarnaast houdt een orthopedagoog-generalist zich bezig met onderwijsbeleid (passend onderwijs), het verzorgen van nascholing en het introduceren van schoolbrede programma’s. Zij legt in deze rol ook de relatie tussen onderwijs, jeugdzorg en andere domeinen. Dit kan onder meer zijn bij jeugdhulp-instellingen, scholen voor speciaal onderwijs, onderwijsbegeleidingsdiensten, Regionale Expertise Centra en samenwerkingsverbanden.
Jeugdhulp
Onder jeugdzorg verstaan we hier jeugdhulpverlening, jeugd GGZ en hulp vanuit de Jeugdwet. In de jeugdhulp draagt een orthopedagoog-generalist bij aan de ondersteuning bij opgroeien en opvoeden, hulp en zorg aan kinderen, jongeren, gezinnen en medeopvoeders. Een orthopedagoog-generalist kan onder andere werkzaam zijn binnen een instelling voor jeugdhulp, jeugd-ggz of jeugd-vb, binnen de jeugdbescherming of jeugdreclassering, of bij de gemeente, bij Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, in de pleegzorg en de gesloten jeugdhulp. Zij legt in deze rol ook zo nodig de relatie met het onderwijs en andere domeinen. Hier kan een orthopedagoog-generalist zowel individuele behandeling/begeleiding bieden aan cliënten en hun opvoeders, als begeleiding of behandeling bieden via mediatoren, en advies geven aan collega-professionals.
Wijkteams
Met de invoering van de Jeugdwet in 2015 is de jeugdhulp overgedragen naar de gemeenten. Daarmee zijn nieuwe functies ontstaan voor de orthopedagoog-generalist, zoals binnen wijkteams 14. De orthopedagoog-generalist kan een belangrijke, vaak preventieve rol vervullen in het wijkteam óf in een expertpool die door het wijkteam geconsulteerd kan worden. Hier zet de orthopedagoog-generalist, aan de ‘voorkant’ van het stelsel, de expertise in om te bepalen of het gaat om een alledaagse opvoedingsvraag óf een situatie waarin meer intensieve zorg of begeleiding nodig is.
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
In de GGZ werkt de orthopedagoog-generalist met volwassenen en ouderen met psychosociaal probleemgedrag, zowel in de ambulante als (semi)residentiële geestelijke gezondheidszorg. Binnen de GGZ richt het werk van een orthopedagoog-generalist zich bijvoorbeeld op de groepen die voor hun 18e jaar al in begeleiding zijn bij teams die jongeren begeleiden bij de overgang naar volwassenheid, of de groep waar naast een verstandelijke beperking ook sprake is van GGZ-problematiek. De orthopedagoog-generalist houdt zich bezig met preventie, vroegtijdige onderkenning, diagnostiek en behandeling en is bijvoorbeeld werkzaam bij ambulante GGZ-instellingen, verpleeg-/verzorgingshuizen en ziekenhuizen.
Ouderenzorg
Een groeiend werkdomein voor de orthopedagoog-generalist is dat van de ouderenzorg. Ouderen komen op latere leeftijd en om wat voor reden dan ook, soms opnieuw in een afhankelijkheidsrelatie terecht. Voor hen en degene die hen begeleiden (dat kunnen familieleden zijn, maar ook professionele verzorgers) is de orthopedagoog-generalist een deskundige bij uitstek. Zowel in algemene en preventieve zin als wanneer het gaat om interventies in meer complexe situaties. De orthopedagoog-generalist kan werkzaam zijn in de ambulante ouderenzorg of in verpleeg/ verzorgingshuizen.
De breedte van het werkveld leidt er toe dat de opleiding een generalistisch karakter heeft. De vertaalslag van het generalistische karakter van het cursorisch onderwijs naar het klinisch werken gebeurt in de praktijkopleiding onder begeleiding van werkbegeleider en supervisor.
Het stichtingsbestuur is verantwoordelijk voor de opleiding. De besturen in de verschillende regio's worden gevormd door: de universiteit in de regio, de praktijkinstellingen en de RINO Groep (organisatie). Het stichtingsbestuur delegeert de verantwoordelijkheid voor de opleiding aan de hoofdopleiders.
De hoofdopleider wordt op voordracht van de universiteit benoemd door het bestuur van de Stichting waaronder hij/zij ressorteert.
De hoofdopleider draagt de facto de verantwoordelijkheid voor de gehele opleiding (cursorisch- en praktijkonderwijs) hetgeen in ieder geval omvat:
De inhoud en kwaliteit van de cursorische opleiding
De samenhang van de verschillende praktijk- en cursorische elementen
De aanstelling van (hoofd)docenten
De zorg voor een goed opleidingsklimaat
Het toezicht houden op een goede integratie van logistiek en inhoud van de opleiding
Advisering aan het bestuur
De hoofdopleider wordt in deze taken bijgestaan door de curriculumcommissie. De hoofdopleider is verantwoording schuldig aan, of kan ter verantwoording worden geroepen door het bestuur, door de erkennende en registrerende instanties en door de orthopedagoog in opleiding tot orthopedagoog generalist (verder genoemd: opleidingsdeelnemer).
De verantwoordelijkheid voor de verschillende vakgebieden wordt door de hoofdopleider gedelegeerd aan de hoofddocenten. De hoofddocenten dragen zorg voor de invulling van de cursusblokken waarvoor zij verantwoordelijk zijn, voor de afstemming van de cursusonderdelen onderling, voor de werving van docenten, voor toetsing en evaluatie en voor het bijtijds aanleveren van literatuur, draaiboeken en dergelijke.
De jaargroepvertegenwoordiger is een opleidingsdeelnemer die door de jaargroep wordt gekozen om hen te vertegenwoordigen. Hij/zij onderhoudt namens zijn/haar jaargroep het contact met de opleidings-verantwoordelijken betreffende groepsaangelegenheden en opleidingszaken, in het bijzonder het (cursorisch) onderwijs. De jaargroepvertegenwoordiger heeft een signaalfunctie en kan namens de groep in overleg treden met de opleidingsverantwoordelijken bij vragen, klachten en/of opmerkingen. De opleidingsverantwoordelijken zullen de jaargroepvertegenwoordiger als eerste benaderen indien er zaken zijn die de groep betreffen.
De jaargroepvertegenwoordiger wordt uitgenodigd zitting te nemen in de opleidingscommissie, die twee à drie maal per jaar plaatsvindt. Deze functie kan, indien gewenst, door één of door twee opleidingsdeelnemers (gelijktijdig of afwisselend) worden bekleed.
De verantwoordelijkheid voor het praktijkonderwijs van de opleiding ligt bij de praktijkinstelling en de praktijkopleider. De praktijkopleider wordt door de praktijkinstelling aangewezen en schriftelijk voorgedragen aan de hoofdopleider voor erkenning. De hoofdopleider moet aan de voordracht goedkeuring verlenen.
Meer informatie over rollen en kwalificatie-eisen in de praktijkbegeleiding vind je in de brochure Taken en verantwoordelijkheden in de opleiding tot orthopedagoog-generalist.
De opleidingscommissie bestaat uit hoofopleiders, jaargroepopleiders, hoofddocenten, (een selectie van) praktijkopleiders, managers opleidingen en jaargroepvertegenwoordigers. Een van de hoofdopleiders is voorzitter. De opleidingscommissie komt twee à drie maal per jaar bijeen om de voortgang van de opleiding en de algemene zaken rondom de ontwikkeling van de opleiding te bespreken. De opleidingscommissie is een adviesorgaan; zij adviseert gevraagd en ongevraagd aan de hoofdopleider en eventueel aan het Stichtingsbestuur.
In de curriculumcommissie hebben de hoofdopleider en de hoofddocenten zitting. De commissie komt bijeen om het curriculum vast- en bij te stellen naar aanleiding van de evaluaties, uitspraken van de opleidingscommissie, aanwijzingen vanuit de beroepsgroep en/of ontwikkelingen in het vak of veld. De hoofdopleider is voorzitter. De curriculumcommissie doet verslag van de evaluaties en eventuele consequenties voor het onderwijsprogramma aan de opleidingscommissie.
De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze per opleidingsgroep controleert en bij gelegenheid van het afleggen van het examen vaststelt of de opleidingsdeelnemers voldoen aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van het getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen. De examencommissie ziet er op toe dat de kwaliteit van de toetsen en examens is geborgd. De examencommissie heeft voorts de volgende taken en bevoegdheden:
het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijs- en examenregeling, om de uitslag van toetsen en examens te beoordelen en vast te stellen,
toezien op het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom toetsen en examens,
Voor de organisatie van de OG-opleiding zijn de financiële administratie en de opleidingsmedewerkers belangrijk. De financiële administratie handelt alle financiële zaken rond de opleiding af. De opleidingsmedewerkers verzorgen de administratieve kant van de opleiding. Alle correspondentie over de opleiding verloopt via opleidingsmedewerkers. Aan iedere opleidingsgroep is een vaste opleidingsmedewerker verbonden. Zij draagt zorg voor de afhandeling, de doorzending en de archivering. De financiële administratie en opleidingsmedewerkers zijn voor alle vragen tijdens kantooruren telefonisch bereikbaar.
De RINO Groep wil graag een veilige leeromgeving bieden waarin deelnemers, docenten en andere betrokkenen op een respectvolle, open en integere manier met elkaar omgaan. Grensoverschrijdend gedrag, zoals discriminatie, pesten, seksuele intimidatie, agressie, geweld en niet-integer handelen, wordt door ons niet geaccepteerd. Wanneer je hier onverhoopt mee te maken krijgt, vinden wij het belangrijk dat je dit gedrag bespreekbaar maakt. Mocht je in een situatie terechtkomen die je niet met je praktijkopleider, hoofdopleider/hoofddocent of medestudent wilt of kunt bespreken, dan kun je altijd rechtstreeks contact opnemen met onze vertrouwenspersoon.
De Stichtingen BIG-opleidingen voor Psychologen en Pedagogen Midden en West hebben twee vertrouwenspersonen speciaal voor deelnemers:
Meer informatie is te vinden in de door het bestuur van de Stichtingen BOPP Midden en BOPP West vastgestelde Regeling Vertrouwenspersoon.
Een belangrijk deel van de opleidingszaken verloopt online via Onderwijsportaal. Hier is persoonlijke informatie met betrekking tot het opleidingsverloop van de opleidingsdeelnemer te vinden. Na inloggen heeft de opleidingsdeelnemer toegang tot zijn/haar agenda met bijeenkomsten, de draaiboeken met het programma en de literatuur. Ook toetsen, het Individueel Opleidingsplan (IOP) en de jaarverslagen worden via Onderwijsportaal beschikbaar gesteld, ingeleverd en beoordeeld. De praktijkopleider, hoofdopleider, opleidingsmedewerker en de manager opleidingen hebben middels Onderwijsportaal eveneens inzage in jouw opleidingsvoortgang.
Onder het kopje ‘Contact’ binnen het tabblad ‘Opleidingsgegevens’ is een overzicht van de opleidingsverantwoordelijken, participerende instellingen, praktijkopleiders, opleidingsdeelnemers en contactpersonen terug te vinden.
Verruimde vrijstelling Vanaf januari 2020 kun je als nieuwe opleidingsdeelnemer aan de OG-opleiding in aanmerking komen voor verruimde vrijstelling als je de opleiding tot cognitief gedragstherapeut (VGCt) hebt gevolgd. Deze vrijstelling omvat maximaal 25% van het cursorisch onderwijs en maximaal 25% van het praktijkonderwijs van de OG-opleiding. Na de voordracht voor de OG-opleiding door jouw praktijkinstelling besluit de examencommissie op basis van de door jou ingediende certificaten van bovengenoemde opleiding of al dan niet toestemming wordt verleend tot vrijstelling. Klik hier voor de Beslisboom verruimde vrijstelling CGT.
Regulier vrijstellingenbeleid De vrijstellingsmogelijkheid is beperkt tot een maximum van 50 uur en gaat alleen over het cursorisch onderwijs. Als men in aanmerking komt voor de verruimde vrijstelling van 100 uur dan kan men aanvullend nog maximaal 20 uur reguliere vrijstelling krijgen. Voor het praktijkonderwijs en de supervisie is op basis van het reguliere vrijstellingenbeleid géén vrijstelling mogelijk. Vrijstellingen worden aangevraagd via Onderwijsportaal. In het menu onder 'Opleidingsgegevens' vind je 'Vrijstellingen'. In het online formulier vult men de motivatie in en voegt je een certificaat toe. Na het verzenden beslist de examencommissie of al dan niet toestemming wordt verleend tot vrijstelling.
Geschillen Bij conflicten en geschillen met betrekking tot toetsing en examens wordt in eerste instantie de hoofdopleider geraadpleegd. Deze tracht een oplossing te bewerkstelligen. Wanneer er een situatie ontstaat waarin de opleidingsdeelnemer en de hoofdopleider niet tot overeenstemming kunnen komen, bestaat de mogelijkheid om de examencommissie in te schakelen (zie de bijlage Onderwijs- en Examenregeling OG-opleiding, artikel 7.1).
De opleiding omvat in totaal 3600 uur, verdeeld over het cursorisch onderwijs, het praktijkdeel, praktijkopdrachten en supervisie. Voor de opbouw van het cursorisch programma is gebruik gemaakt van de eisen zoals die wettelijk zijn vastgelegd voor de orthopedagoog-generalist:
480 uur cursorisch onderwijs
240 uur praktijkopdrachten
90 uur supervisie
2790 uur orthopedagogische werkzaamheden in de praktijk
Het cursorisch programma bestaat uit minimaal 480 contacturen en wordt gevolgd in twee jaar. Binnen het cursorisch programma wordt onderwijs op het gebied van orthopedagogische diagnostiek en het toepassen van orthopedagogische behandelingsmethoden en begeleiding ten aanzien van kinderen en jeugdigen en diegenen die betrokken zijn bij hun opvoeding en ontwikkeling en volwassenen met een orthopedagogische zorgvraag in een geïntegreerd programma aangeboden. Het cursorisch programma is zodanig ingedeeld dat vanaf het begin van de opleiding theoretische ondersteuning wordt gegeven aan de uitvoering van de orthopedagogische diagnostiek en de behandeling binnen het praktijkonderwijs.
Elk onderwijsblok bestaat uit een aantal dagdelen van elk drie uur (exclusief pauze). Gedurende twee jaar wordt op een vaste weekdag lesgegeven. In uitzonderlijke gevallen wordt uitgeweken naar een andere dag.
Het eerste jaar van het cursorisch onderwijs betreft generieke kennis en vaardigheden op het gebied van orthopedagogische diagnostiek, behandeling en begeleiding. In het 2e jaar van de opleiding worden in het onderwijs werkveld gerelateerde kennis en vaardigheden aangeboden m.b.t. orthopedagogische diagnostiek, behandeling en begeleiding.
Het curriculum is onderverdeeld in blokken:
Hulpverleningskader algemeen 78 uur
Orthopedagogische diagnostiek en behandeling 198 uur
Werkvelden 126 uur
Overige 78 uur
Door de indeling in onderwijsblokken is de inhoudelijke samenhang expliciet. Ieder blok kent een ‘blokhoofd’, een hoofddocent die in het bijzonder zorg draagt voor inhoudelijke afstemming met en tussen docenten en onderdelen. Per blok is er een draaiboek met subthema’s, leerdoelen, bloktoets, eventuele praktijkopdrachten en literatuurlijst. Door het programma heen zitten de uren vaardigheden, reflectief practicum en overige thema’s.
Naast het verplicht bijwonen van het onderwijs wordt van de opleidingsdeelnemers verwacht dat ze de opgegeven literatuur bestuderen en praktijkopdrachten maken die binnen de praktijkinstelling moeten worden uitgevoerd. De praktijkopdrachten worden vervolgens ook in de opleiding ter discussie gesteld en/of geëvalueerd. Mede hierdoor wordt binnen de opleiding de afstemming tussen theorie en praktijk bevorderd en gewaarborgd. Toetsing van het cursorisch deel vindt plaats aan de hand van bloktoetsen en actieve participatie op de opleidingsdagen. De bloktoetsen beogen de integratie van de theorie en kennis met het praktisch klinisch handelen. De praktijkopdrachten worden besproken in werkbegeleiding, supervisie en het cursorisch onderwijs.
Voor aanvang van elk cursusonderdeel wordt een draaiboek met programma en literatuuropgave online beschikbaar gesteld op Onderwijsportaal. In het draaiboek wordt in ieder geval ingegaan op de volgende zaken:
Inhoud en duur
Doelstelling/eindtermen
Werkwijze
Beoordelingscriteria en toetsvorm
Literatuur (verplicht en aanbevolen)
Zowel bij de toetsen als bij de scholingsdagen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij en gebruik gemaakt van de handboekenlijst. De opleidingsdeelnemers worden geacht makkelijk toegang te hebben tot deze literatuur via eigen bezit of werkplek. De overige literatuur, voorbereidende of verdiepende artikelen wordt zoveel mogelijk digitaal beschikbaar gesteld via Onderwijsportaal.
De docenten is gevraagd om bij de keuze van de literatuur die voor een les bestudeerd moet worden, zoveel mogelijk te putten uit de handboekenlijst. Daarnaast zullen er altijd actuele artikelen zijn die bestudeerd moeten worden. De gemiddelde literatuurlast is ca 10 pagina’s per cursusuur. Ook kan de docent – en dat zal bij grotere thema’s meer het geval zijn – bestudering van boeken vragen die niet op de literatuurlijst staan en waarvan wordt aangeraden om ze aan te schaffen. Vanzelfsprekend kan men bestudering van de opgegeven literatuur ook doen met behulp van lenen uit een vakbibliotheek. Voor de groepen die in Leiden het cursorisch onderwijs volgen wordt (digitale) toegang tot de universiteitsbibliotheek mogelijk gemaakt.
De curriculumcommissie bepaalt welke onderdelen van het cursorisch onderwijs getoetst worden. Een toets kan bestaan uit een mondelinge of schriftelijke toets of een schriftelijke opdracht, zoals de beschrijving van een of meerdere casussen. Ook kan er in een van de eerste bijeenkomsten van een blok een kennistoets worden afgenomen om het kennisniveau vast te stellen; deze kennistoets wordt beoordeeld door de betreffende docent. De beoordeling van het gehele cursorisch onderwijs bestaat uit een tweetal onderdelen:
De beoordeling van toetsen en (vervangende) opdrachten
De mate van aanwezigheid en actieve inbreng tijdens de cursussen
Met de toetsen word je gestimuleerd om te laten zien hoe je kennis en vaardigheden integreert in de praktijk. Het gaat hierbij vooral om de explicitering en operationalisering van eigen keuzes en verwachtingen, én de onderbouwing hiervan met theoretische en empirische evidentie. In de rollenspellen laat je je technische en relationele vaardigheden bij therapeutische interventies zien. Beoordeling van rollenspellen vindt op de dag zelf plaats.
Voor iedere verplichte cursorische toets wordt een examinator aangewezen. Dit is meestal de docent die het onderdeel geeft, maar kan ook iemand anders zijn. De examinator is verantwoordelijk voor het maken en beoordelen van de toets, inclusief herkansingen.
Je levert toetsen via Onderwijsportaal in. De beoordeling en feedback ontvang je ook via Onderwijsportaal. Op Onderwijsportaal vind je de inlevertermijnen. Als je een toets door overmacht niet tijdig kunt maken, leg je dit voor aan de hoofdopleider/jaargroepopleider en de opleidingsmedewerker.
Binnen 30 dagen na de dag waarop de toets/opdracht is afgenomen, plaatst de examinator de feedback/het resultaat op Onderwijsportaal. De beoordelingsschaal bestaat uit goed, ruim voldoende, voldoende of onvoldoende.
Indien het beoordelingsresultaat van een cursorische toets onvoldoende is, kun je met een herkansing alsnog voldoende halen. Als de herkansing ook onvoldoende is, mag je het studieonderdeel eenmalig opnieuw volgen. Haal je dan nogmaals een onvoldoende, dan krijg je een judicium abeundi zoals bedoeld in artikel 4.5 van het Opleidings- en Examenregeling (OER). Dit betekent dat je de opleiding niet verder kan vervolgen. In bijzondere omstandigheden kan de hoofdopleider hiervan afwijken.
Als je voor drie toetsen via een herkansing een voldoende hebt gehaald, vindt er een gesprek met de hoofdopleider plaats. Bij dit gesprek wordt ook jouw praktijkopleider uitgenodigd.
Alle opleidingsonderdelen moeten met goed gevolg binnen de geldende termijn afgerond zijn, voordat de opleiding met een getuigschrift kan worden afgesloten.
Door de huiswerk- en voorbereidingsopdrachten worden opleidingsdeelnemers uitgedaagd om literatuur te lezen en kritisch te kijken naar bruikbaarheid en toepasbaarheid op de eigen werkplek. Of opleidingsdeelnemers deze huiswerkopdrachten uitvoeren wordt vooral getoetst aan de hand van participatie. Op de opleidingsdag toetst de docent of huiswerkopdrachten zijn gedaan, of de opleidingsdeelnemer in de discussie en intervisie actief meedoet en gebruik kan maken van de aangereikte kennis. Opleidingsdeelnemers hebben zowel voor hun eigen leerproces als dat van hun medecursisten verantwoordelijkheid. Zij kunnen leren van elkaars inbreng en kunnen bijdragen aan ieders leerproces door kritische reflectie en feedback.
Van elke opleidingsdeelnemer wordt een portfolio met de studievoortgang bijgehouden. In het portfolio staan de persoonlijke gegevens van de opleidingsdeelnemer alsmede de praktijkopleidingsplaats met de namen van werkbegeleider(s) en supervisor(en).
In het portfolio zijn alle studieonderdelen van het totale curriculum opgenomen waarbij wordt geregistreerd of de opleidingsdeelnemer aanwezig is geweest tijdens de lessen. Afwezigheid wordt apart bijgehouden. Ook worden toetsresultaten bijgehouden en eventueel verleende vrijstellingen achter het betreffende onderdeel genoteerd. Je bent als opleidingsdeelnemer zelf verantwoordelijk voor het (tijdig) doorgeven van wijzigingen en aanvullingen met betrekking tot het portfolio.
De opleidingsdeelnemers vullen van alle afzonderlijke cursusblokken en themadagen een evaluatieformulier in waarin zij hun oordeel kunnen geven over inhoud en opzet van het betreffende onderdeel. Deze evaluaties staan in de digitale leeromgeving en een samenvatting daarvan wordt doorgestuurd naar de betreffende docent(en). Evalueren is onderdeel van de inspanningsverplichting van de deelnemers. De evaluaties worden besproken in de curriculumcommissie. Deze doet daarvan verslag in de opleidingscommissie.
Voor het cursorisch onderwijs geldt een aanwezigheidsplicht van 100%. Verzuim is uitsluitend toegestaan als je wegens ziekte, zwangerschap of overmacht geen onderwijs kan volgen. Wanneer er sprake is van overmacht of ziekte dient de opleidingsdeelnemer zich tijdig af te melden bij het secretariaat of bij medestudenten. Voor verzuim in het cursorisch deel van de opleiding gelden de volgende voorwaarden:
In geval van afwezigheid tussen 0% en 20% in een cursusblok moet je gemiste delen compenseren. Hiervoor dient de opleidingsdeelnemer een vervangende opdracht te doen. De vervangende opdracht moet worden voltooid uiterlijk een maand na datum van het gemiste deel;
In geval van meer dan 20% afwezigheid in een cursusblok volg je het cursusblok opnieuw;
Over de gehele opleiding mag je niet meer dan 10% missen
Aanwezigheid moet door de opleidingsdeelnemer zelf worden geregistreerd via de digitale presentielijst die bij iedere cursusbijeenkomst aanwezig is in het lokaal. Registratie hiervan is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de deelnemer. Bij het ontbreken van een handtekening op de presentielijst zal in het portfolio worden vermeld dat de opleidingsdeelnemer bij dit cursusonderdeel afwezig was.
De standaard vervangende opdracht luidt:
Formuleer een richtlijn of stelling naar aanleiding van het thema van de gemiste dag. Geef jouw overwegingen bij deze richtlijn en stelling en geef aan hoe deze zich verhoudt tot de literatuur. Dat kan de voor die dag opgegeven literatuur zijn, maar je kunt natuurlijk ook gebruik maken van eerder gelezen literatuur, handboeken of literatuur van werkplek of bibliotheek.
Ga na welke implicaties de richtlijn of stelling heeft (zou kunnen hebben) voor de werkplek. Met andere woorden: reflecteer op de praktische bruikbaarheid en toepasbaarheid van de regel of richtlijn.
Ga na welke implicaties de richtlijn of stelling heeft (zou kunnen hebben) voor je eigen werkwijze. Met andere woorden: reflecteer op de praktische bruikbaarheid en toepasbaarheid van de regel of richtlijn voor je eigen hulpverleningsstijl.
Ga na of de richtlijn of stelling vooral practice based, evidence based of theorie-gestuurd is. Geef aan op welke evidence of theorie de stelling of richtlijn vooral gebaseerd is. Als dat niet mogelijk is ga dan na waarom dat niet mogelijk is en hoe het eventueel mogelijk te maken zou zijn.
Geef een samenvattende evaluatie van bovenstaande en geef de bijbehorende referenties.
De vervangende opdracht moet worden voltooid uiterlijk een maand na datum van het gemiste onderdeel en gestuurd. Zet in naamgeving van de opdracht het onderwijsonderdeel en je achternaam. De vervangende opdracht stuur je via e-mail naar de opleidingsmedewerker van de opleiding.
Voor de vakantieperiodes worden de schoolvakanties van het basisonderwijs van de Regio Midden aangehouden. Zie voor een actueel overzicht de website van de Rijksoverheid. Eventuele afwijkingen hierop worden ruim van tevoren bekend gemaakt. Het is niet toegestaan om tijdens de cursussen vakantie te nemen.
Het praktijkdeel van de opleiding, de werkervaring, heeft een totale omvang van 2790 uur (inclusief praktijk- en werkbegeleiding) en vindt plaats bij een erkende praktijkopleidingsinstelling. In de praktijk komt dit neer op een werkweek van 32 uur gedurende twee jaar. In geval van parttime opleidingsplaatsen kan het aantal praktijkuren worden verspreid over maximaal vier jaren (minimaal 24 uur per week). Daarnaast moet minimaal 90 uur supervisie worden gevolgd.
In het praktijkdeel staat het leren en werken in de praktijk en de reflectie daarop centraal. De opleidingsdeelnemer is in opleiding in de praktijk en ontvangt in deze setting praktijkonderwijs in de vorm van het oefenen met (nieuwe) vaardigheden, toepassen van kennis en reflectie op het eigen handelen. De feedback ontvangt de opleidingsdeelnemer van professionals, te weten de praktijkopleider en de werkbegeleider, én van de supervisor. De evaluatie en beoordeling van de praktijkopleiding vinden plaats in de praktijkopleidingsinstelling onder verantwoordelijkheid van de praktijkopleider, die hiervoor gemandateerd is door de hoofdopleider. De uiteindelijke beoordeling ligt bij de hoofdopleider.
Naast de dagelijkse praktijkwerkzaamheden is er tijd voor studie, reflectie en het maken van verslagen. De werkervaring wordt opgedaan aan de hand van een bij de start van de opleiding gemaakt individueel opleidingsplan onder begeleiding van het begeleidingsteam (praktijkopleider, werkbegeleider, supervisor). In het individueel opleidingsplan staan de werkzaamheden en leerdoelen beschreven.
Het praktijkdeel bestaat voor het grootste deel uit praktijkuren die besteed worden aan orthopedagogische diagnostiek, behandeling/begeleiding en indicatiestelling. Dit alles op het niveau van een gedragswetenschapper wat wil zeggen dat gebruik gemaakt wordt van wetenschappelijke kennis en methodologisch verantwoorde werkwijzen. Van het totaalaantal uren dient minimaal tien procent te worden besteed aan overige taken als beleid, onderwijs en onderzoek.
De BIG Opleidingen zijn duale opleidingen waarbij cursorisch onderwijs in principe parallel aan de praktijkopleiding plaatsvindt. In overleg met je praktijkopleider gebeurt het weleens dat eerder wordt gestart met de praktijkuren. De praktijkopleiding mag maximaal 4 maanden eerder starten dan de startdatum van het cursorisch onderwijs. Mocht je al voor de start van het cursorisch onderwijs willen starten met je praktijkopleiding dan kunnen deze praktijkopleidings-uren alleen meetellen voor je opleiding als aan het volgende is voldaan:
Je praktijkopleider plaatst het Individueel Opleidingsplan (IOP) uiterlijk twee weken voor de start van de praktijkopleiding op Onderwijsportaal. Hierin staat duidelijk de startdatum van je praktijkopleiding vermeld.
De jaargroepopleider heeft het IOP-schriftelijk beoordeeld via Onderwijsportaal en neemt bij bijzonderheden contact op. Zodra het IOP is goedgekeurd kunnen de praktijkopleidingsuren worden meegeteld.
Als je eerder wilt starten met de praktijkopleiding, kun je dit via je praktijkopleider laten weten aan het Servicebureau BIG via (030) 230 84 40 of servicebureauBIG@rinogroep.nl.
Let op: Het IOP-gesprek wordt apart gepland. Het kan voor komen dat dit later is dan de startdatum zoals vermeld in het IOP.
De werkbegeleider heeft namens de praktijkopleider een gedelegeerde verantwoordelijkheid voor de adequate uitvoering van het opleidingstraject in de dagelijkse praktijk. Hij functioneert als coach en rolmodel voor de opleidingsdeelnemer, en draagt zorg voor diens vorming als professional in al zijn facetten (vakinhoudelijk, omgang met cliënten en collegae, positionering, ethisch handelen, etc.). De werkbegeleider is voor de opleidingsdeelnemer degene die dagelijks aanspreekbaar is en is daarom onderdeel van de directe werkomgeving van de opleidingsdeelnemer. De werkbegeleider voldoet aan de volgende kwalificaties:
Is tenminste drie jaar geregistreerd als orthopedagoog-generalist;
Heeft minimaal drie jaar werkervaring als zodanig;
Heeft cliëntgebonden taken;
Is werkzaam in de cliëntenzorg, binnen hetzelfde team als de opleidingsdeelnemer.
Is tijdens werktijden van de opleidingsdeelnemer voldoende aanwezig om aantoonbaar de begeleidingstaken adequaat te kunnen vervullen, met een ondergrens van 50% van de werktijd van de opleidingsdeelnemer. Daarbij dient de werkbegeleider zicht te hebben op, en weet te hebben van, de inhoudelijke werkzaamheden.
De werkbegeleider:
fungeert als coach en rolmodel in de praktijkopleiding;
draagt zorg voor de vorming van de professional in de dagelijkse praktijk;
ziet er op toe dat de cliënten die worden toevertrouwd aan de zorg van de opleidingsdeelnemer verantwoorde zorg krijgen;
zorgt ervoor dat de werkzaamheden passen binnen het individueel opleidingsplan van de deelnemer en houdt daarbij rekening met het cursorisch deel van de opleiding;
ziet toe op een goede taakstelling en draagt er zorg voor dat deze bewaakt wordt, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin;
zorgt ervoor dat de werkzaamheden goed verdeeld zijn over de tijd;
ziet erop toe dat de aard van de werkzaamheden in overeenstemming is met de bekwaamheden van de opleidingsdeelnemer;
ziet erop toe dat er een functionerend systeem is waarin een daartoe gekwalificeerde beroepsbeoefenaar consult kan geven of een verrichting kan overnemen als de opleidingsdeelnemer daarom vraagt dan wel als anderszins wordt vastgesteld dat consult of overname opportuun is;
zal in voorkomende gevallen zelf een verrichting kunnen overnemen;
ziet erop toe dat er een functionerend systeem is waarin externe brieven, rapportages en verslagen van de opleidingsdeelnemer ondertekend of medeondertekend worden door een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar;
geeft op verzoek van de praktijkopleider regelmatig een oordeel over de voortgang van het leertraject en de ontwikkeling en het functioneren van de opleidingsdeelnemer;
treft maatregelen als er problemen zijn of dreigen met betrekking tot het leertraject, de ontwikkeling, het functioneren en/of de kwaliteit van het werk van de opleidingsdeelnemer en informeert de praktijkopleider hieromtrent;
heeft regelmatig overleg met de opleidingsdeelnemer met betrekking tot de uitvoering van het individueel opleidingsplan en diens werkzaamheden, geeft feedback over de werkzaamheden en besteedt daarbij, voor zover relevant, aandacht aan technische, persoonlijke, positionele en beroepsethische aspecten;
informeert de praktijkopleider als condities die voorzien zijn in het individueel of instellingsbreed opleidingsplan niet (meer) gerealiseerd worden en/of als niet meer voldaan wordt aan voorwaarde(n) waarop de erkenning van de opleidingsplaats berust;
is beschikbaar voor overleg met de opleidingsdeelnemer, de praktijkopleider, de supervisor(en) en eventuele anderen over de voortgang van het leertraject en het functioneren van de opleidingsdeelnemer;
geeft gemiddeld tenminste 1 uur werkbegeleiding per week;
is (tuchtrechtelijk) verantwoordelijk voor al de door de opleideling geleverde patiëntenzorg. Dit betekent dat de werkbegeleider tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op het handelen (of niet handelen) van de opleideling. Daarom dient de werkbegeleider op de hoogte te zijn van de werkzaamheden van de opleideling en deze te begeleiden in het professionele handelen.
Tijdens de opleiding krijgt de opleidingsdeelnemer 90 uur supervisie van minimaal 2 supervisoren, waarvan minimaal 15 uur per supervisor en maximaal 60 uur bij eenzelfde supervisor. Minimaal 45 uur van de supervisie wordt verzorgd door een supervisor die OG-geregistreerd is.
De supervisie is gericht op de professionele en persoonlijke ontwikkeling van de orthopedagoog-generalist in opleiding en kan zowel individueel als groepsgewijze plaatsvinden. Doel van de supervisie is het vergroten van de persoonlijke (houding, existentie), methodische maar ook technische vaardigheden van de orthopedagoog-generalist. Ook komen beroepsethische aspecten aan bod evenals de organisatie van het werk. In de supervisie ligt het accent op de reflectie en het denken van de opleidingsdeelnemer met het oog op diens persoonlijke professionele ontwikkeling. Supervisie wordt gezien als ‘methodisch integratief ervaringsleren’ en gaat daarmee dus verder dan beschrijving van individuele casuïstiek.
De supervisor geeft informatie aan de praktijkopleider over de voortgang van de opleidingsdeelnemer en kijkt dan met name naar ontwikkelingsmogelijkheden in het kader van de opleiding. Het is van belang dat de supervisor een onafhankelijke positie inneemt, zodat hij in staat is de supervisant te begeleiden bij systematische reflectie over zijn functioneren in de opleiding en zijn ontwikkeling tot orthopedagoog-generalist.
De supervisor voldoet aan de volgende kwalificaties:
Is tenminste drie jaar geregistreerd als orthopedagoog-generalist of GZ-psycholoog;
Heeft minimaal drie jaar werkervaring als zodanig;
Heeft bij voorkeur een door de beroepsgroep erkende supervisorenopleiding gevolgd;
Heeft aantoonbare vakinhoudelijke expertise op het terrein waarop de supervisie betrekking heeft;
Heeft geen rechtstreekse werk- dan wel privérelatie met de opleidingsdeelnemer en maakt geen deel uit van het team waarin de opleidingsdeelnemer werkzaam is.
De supervisor:
begeleidt het persoonlijk leerproces en ontwikkeling van de opleidingsdeelnemer;
geeft supervisie over een welomschreven deel van de werkzaamheden van de opleidingsdeelnemer, waarbij het leerproces van de opleidingsdeelnemer centraal staat;
houdt bij de inrichting van zijn supervisiewerkzaamheden rekening met de doelstelling van de opleiding en conformeert zich aan hetgeen in het individueel opleidingsplan is vastgelegd omtrent doel en opzet van de supervisie;
besteedt in de supervisie expliciet aandacht aan de vigerende standaarden en de wetenschappelijke state of the art op het terrein waarop de supervisie betrekking heeft;
betrekt in de supervisie de persoonlijke ontwikkeling van de opleidingsdeelnemer in diens interactie met cliënten en het systeem, alsmede beroepsethische kwesties, voor zover deze relevant zijn voor diens functioneren op het terrein waarop de supervisie betrekking heeft;
geeft op verzoek van de praktijkopleider regelmatig een oordeel en/of informatie over de voortgang van het leertraject en de ontwikkeling en het functioneren van de opleidingsdeelnemer en betrekt in dit oordeel diens technische en theoretische kennis, praktische vaardigheden en attitude jegens de cliënt, alsmede persoonlijke en beroepsethische aspecten, voor zover deze relevant zijn voor het functioneren van de opleidingsdeelnemer op het terrein waarop de supervisie betrekking heeft.
De supervisor voldoet aan de volgende kwalificaties:
Is tenminste drie jaar geregistreerd als orthopedagoog-generalist of GZ-psycholoog;
Heeft minimaal drie jaar werkervaring als zodanig;
Heeft bij voorkeur een door de beroepsgroep erkende supervisorenopleiding gevolgd;
Heeft aantoonbare vakinhoudelijke expertise op het terrein waarop de supervisie betrekking heeft;
Heeft geen rechtstreekse werk- dan wel privérelatie met de opleidingsdeelnemer en maakt geen deel uit van het team waarin de opleidingsdeelnemer werkzaam is.
Beeld- en geluidsopnamen
Voor de kwaliteit van de opleiding is het verplicht dat de supervisie over zowel orthopedagogische diagnostiek als behandeling/begeleiding onder meer gebeurt aan de hand van beeld- of geluidsopnamen. Deze opnamen dienen een integraal onderdeel van supervisie te worden daar waar het opportuun is.
De ervaring leert dat het gebruik van audiovisuele middelen goede handvatten biedt voor gerichte supervisie, omdat het beter zicht geeft op het functioneren en de kwaliteit van de therapeutische relatie. De supervisor kan wat is opgenomen eventueel aanvullen en/of demonstreren of de opleidingsdeelnemer vragen een procedure in een rollenspel na te spelen. Bovendien stelt het je als opleidingsdeelnemer in de gelegenheid om binnen de veilige omgeving van de supervisie feedback te ontvangen over je eigen functioneren in de klinische praktijk en je vaardigheden te verbeteren.
Vanuit de diverse regelgevingen op patiëntgebied is er een aantal regels voor het maken van opnamen. Meer informatie hierover vind je op Onderwijsportaal onder Algemene informatie: Toelichting beeld- of geluidsopnamen.
Verslag supervisie
De leer- en aandachtspunten van de supervisie houd je bij in een (kort) verslag. Eén uur supervisie bestaat uit minimaal 45 minuten een-op-een contact en valt binnen je reguliere werktijd. De overige tijd kun je voor voorbereiding/uitwerking gebruiken. In het halfjaarverslag vragen wij deze sessie als volgt te vermelden: één uur (individuele supervisie).
Wanneer de supervisie in groepsverband plaatsvindt, gelden de volgende regels:
Bij twee supervisandi duurt één sessie minimaal één uur. In het IOP en bij de halfjaarlijkse urenregistratie op Onderwijsportaal vermeld je deze sessie als volgt: één uur (omgerekend op basis van groepssupervisie met twee supervisandi)
Bij drie supervisandi duurt één sessie minimaal 1,5 uur. Bij vier supervisandi (het maximum) duurt één sessie minimaal 2 uur. In het IOP en bij de halfjaarlijkse urenregistratie op Onderwijsportaal vermeld je deze sessie als volgt: één uur (omgerekend op basis van groepssupervisie met (vermelding aantal) supervisandi.
De supervisie vindt wekelijks op een afgesproken tijdstip plaats, waarbij zowel jij als de supervisor fysiek aanwezig zijn.
De BIG-opleidingen worden competentiegericht vormgegeven. De eindtermen van de opleiding zijn gespecificeerd in het beroepscompetentiemodel en in het landelijk vastgestelde opleidingsplan voor de OG-opleidingen. Dit geeft meer transparantie en duidelijkheid voor zowel jou zelf als je opleider.
Over ieder halfjaar schrijf je een halfjaarverslag. In dit verslag reflecteer je op jouw eigen competentieontwikkeling en benoem je leerdoelen voor de komende periode. Een evaluatie door de praktijkopleider, werkbegeleider en supervisor van het afgelopen halfjaar maakt deel uit van dit verslag. Bij goedkeuring op Onderwijsportaal wordt ook een selectieve beoordeling gevraagd aan de praktijkopleider. Tot slot wordt het verslag ter beoordeling voorgelegd aan de hoofdopleider of jaargroepopleider.
Halverwege de opleiding vindt een evaluatiegesprek plaats. Dit valt samen met het tweede halfjaarverslag en de competentiebeoordeling. Hierbij ben jij als opleidingsdeelnemer, de hoofd- of jaargroepopleider en de praktijkopleider aanwezig. Tijdens dit gesprek wordt jouw functioneren in de praktijk besproken en worden afspraken gemaakt voor de volgende periode. Ook je functioneren in het cursorisch onderwijs kan worden besproken. Bij afronding van de opleiding vindt een eindgesprek en een geschiktheidsbeoordeling plaats.
Wanneer er tussentijds twijfels zijn over het functioneren van de opleidingsdeelnemer en/of de voortgang van de opleiding, zal de praktijkopleider deze bespreken met de opleidingsdeelnemer en na overleg met betrokkene tevens met de hoofdopleider. Allereerst wordt overlegd met de directbetrokkene. Na dit overleg kan breder overleg plaatsvinden.
Opleiden doen we samen en we hechten aan tevreden deelnemers en relaties. We doen ons uiterste best om zorgvuldig om te gaan met jouw belangen. Toch kan het zijn dat je niet tevreden bent over de gang van zaken of er een geschil van mening ontstaat. Als dat zo is, dan horen we dat graag. In de meeste gevallen helpt een goed gesprek met de betrokken persoon of personen. Kom je er niet uit of vind je het moeilijk om een geschil of klacht direct te bespreken, adviseren we je contact op te nemen met de verantwoordelijke opleidingsmanager voor telefonisch overleg of voor het maken van een afspraak. Lukt het niet op deze manier een oplossing te vinden kun je een schriftelijke klacht indienen bij de opleiding. Je kunt hiervoor gebruik maken van het klachtenformulier op de website van de RINO Groep. Je hebt twaalf maanden de tijd om jouw klacht in te dienen. Deze twaalf maanden gaan in op het moment dat jouw klacht ontstaat. Wanneer de klacht een bezwaar tegen een beoordeling van een examen(onderdeel) betreft moet deze worden ingediend bij de Examencommissie (zie hiervoor de paragraaf over de examencommissie). Wanneer je klacht te maken heeft met ongewenst gedrag of integriteit kun je hiervoor ook contact opnemen met de vertrouwenspersoon van de RINO Groep (zie hiervoor de paragraaf over de vertrouwenspersoon).
Na succesvolle afronding van de opleiding ontvang je na enkele weken het getuigschrift. Met een afschrift van dit getuigschrift kun je de BIG-registratie tot orthopedagoog-generalist aanvragen. Meer informatie over (her)registratie is te vinden op www.bigregister.nl.
Op aanvraag is het getuigschrift in het Engels te verkrijgen. Je verzoek hiervoor richt je aan de opleidingsmedewerker.
In voorbereiding op de afronding van de opleiding controleren de deelnemer, praktijkopleider en jaargroepopleider het BIG-portfolio met de volgende checklist:
Er is voldaan aan de vereiste praktijkuren
Er is voldaan aan het vereiste aantal praktijktoetsen CGO
Het IOP (incl. einddatum praktijkopleiding) en alle benodigde periodeverslagen met geschiktheidsbeoordelingen zijn akkoord
In het competentieprofiel zijn alle competenties op of boven het vereiste eindniveau beoordeeld
De selectieve toetsen zijn minimaal met een voldoende beoordeeld
Er zijn geen openstaande absenties in het cursorisch onderwijs
Evaluatiegesprekken zijn gevoerd
Persoonsgegevens Voor het samenstellen van het getuigschrift worden je persoonsgegevens gebruikt vanuit het portaal. We verzoeken je om deze te controleren door rechts bovenin op je profiel te klikken, zodat de juiste gegevens op het getuigschrift komen te staan. Het getuigschrift wordt afgegeven op je geboortenaam. Dit zijn je volledige voornamen + geboortenaam (en niet je aangetrouwde naam). Hiernaast dient de juiste titulatuur en geboorteplaats te zijn ingevuld. Als je geboorteland verschilt van Nederland dan verzoeken we je deze ook in te vullen.
Uitloop opleiding Als je uitloop hebt van de opleiding en na de diplomering nog praktijk en/of cursorisch onderwijs volgt dan geldt het volgende:
Loop je niet langer dan 3 maanden uit, dan schrijf je het (eind)verslag over een langere laatste periode.
Loop je langer dan 3 maanden uit, dan schrijf je elk volgende periode een verslag en registreer je de uren. Je kan als deelnemer zelf een nieuwe periode aanmaken met de button ‘Periode toevoegen’ rechtsboven.
Een deelnemer die uitloop heeft neemt minimaal 2 maanden voor zijn/haar verwachte einddatum contact op met het Servicebureau BIG-opleidingen voor het inplannen van het eindgesprek (via servicebureauBIG@rinogroep.nl). Als bij uitloop de einddatum van je opleiding inzicht komt breng je de opleidingsmedewerker op de hoogte in verband met de administratieve verwerking.
Einddatum getuigschrift De formele einddatum van de opleiding is de datum waarop aan alle vereisten voor de opleiding is voldaan. Deze datum wordt als volgt vastgesteld:
De einddatum praktijkopleiding is de datum dat aan alle praktijk vereisten is voldaan. Deze datum wordt door de praktijkopleider vermeldt in het portfolio van de deelnemer.
De einddatum cursorische opleiding is de datum dat aan alle cursorische vereisten is voldaan. Deze datum wordt door de jaargroepopleider vastgesteld.
De formele einddatum komt op het getuigschrift, en geven we door aan het Opleidingsregister FGzPt.
Getuigschrift ontvangen Het getuigschrift wordt uitgereikt tijdens de diplomering van je opleidingsgroep. Als je op deze datum nog niet voldoet aan de opleidingseisen, dan ontvang je een concept-dossioma (en nog geen getuigschrift). Als je tot drie weken voorafgaand aan de diplomering voldoet aan de opleidingseisen, heb je de mogelijkheid om het getuigschrift eerder per post te ontvangen. Indien je hiervoor in aanmerking komt en dit wenst, neem dan tijdig contact op met de opleidingsmedewerker.
Op aanvraag is het getuigschrift in het Engels te verkrijgen. Je verzoek hiervoor richt je aan de opleidingsmedewerker.
Registratie als orthopedagoog-generalist Na succesvolle afronding van de opleiding ontvang je na enkele weken het getuigschrift. Met een afschrift van dit getuigschrift kun je de BIG-registratie tot orthopedagoog-generalist aanvragen. Meer informatie over (her)registratie is te vinden op www.bigregister.nl.
Docent worden bij de RINO Groep? Heb je interesse om na afronding van de opleiding je kennis over te dragen als docent kijk dan voor meer informatie op onze docenten pagina en/of neem voor vragen contact op met P&O docenten via docentencontact@rinogroep.nl.