Hoofdopleider PT dr. Sjoerd Colijn zwaait af en tipt vakgenoten

‘Kijk niet naar nieuwe behandelvormen, maar naar context van psychotherapeutische behandeling'

27 mei 2024

Dr. Sjoerd Colijn is een grote naam in de psychotherapie. Na 45 jaar neemt hij nu afscheid. Het vakgebied heeft zich in die tijd volop ontwikkeld. Het wetenschappelijk onderzoek is van groot belang geworden, maar er zijn ook veel voorbijgegane trends. Een terugblik op zijn werk en visie. 


De carrière van Sjoerd Colijn begon in de jaren 70, de tijd van de antipsychiatrie. Vanuit de jaren 60 kwam er een tegenbeweging tegen de reguliere doctor knows best-psychiatrie, vertelt hij. ’Er werd meer gelijkwaardigheid geëist, patiënten moesten bij hun behandeling betrokken worden. Ik had op televisie gezien hoe mensen zich in therapie konden uitspreken over dingen waar ze het nog nooit over hadden gehad. Diepere gevoelens en lastige dingen die daarmee samenhangen. Dat sprak mij aan.’

Opkomst wetenschappelijk onderzoek

Vanaf het moment dat Colijn aan het werk ging, lag zijn hart bij de psychotherapie en de veranderingen in dat vakgebied. En dat zijn er nogal wat. ‘Een van de belangrijkste veranderingen is de opkomst van wetenschappelijk onderzoek. Tot de jaren 80 had wetenschappelijk onderzoek weinig invloed. Totdat uit de spaarzame grote overzichten en meta-analyses bleek dat psychotherapie zin had. Toen konden de therapeuten weer opgelucht ademhalen.’ 
 
Maar, wat voor behandelvorm van psychotherapie goed werkte, bijvoorbeeld voor welke doelgroep of omstandigheden, dat was niet duidelijk. ‘Dat werd toen nog niet in beeld gebracht. Alleen de contouren van dat onderzoek waren zichtbaar. Dat er nu zo veel wetenschappelijk onderzoek is, is een grote winst.’ 
 
Een van de trends vanuit de negentiger jaren is het evidence based werken. Het is vooral zo’n allesoverheersende trend die ervoor zorgt dat bepaalde behandelvormen veel ruimte krijgen. Colijn blikt terug op de periode waarin alles draaide om CGT. ‘Het was een onderzoekbaar behandelmodel dat ze ook al vroeg zijn gaan onderzoeken. Hierdoor was er meer informatie over bekend. Maar vervolgens werd na enige tijd duidelijk dat CGT weinig effect heeft bij complexere problematiek, persoonlijkheidsproblematiek.’

'Evidence based werken is vooral een allesoverheersende trend die ervoor zorgt dat bepaalde behandelvormen veel ruimte krijgen'

Sjoerd Colijn

Toen werden er nieuwe behandelvormen ontwikkeld die niet op een heel nieuwe leest geschoeid waren, maar samengesteld waren uit elementen vanuit allerlei andere therapeutische tradities, in combinatie met elementen van CGT. En deze bleken wél effect te hebben voor die complexe problematiek. ’Je ziet dat de praktijk zich dan aanpast aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Dat stond 45 jaar geleden nog volledig los van elkaar. Dit zijn wel tekenen van de ontwikkeling van het vakgebied’, zegt Colijn.

Kluitjesvoetbal

‘In de jaren 70 was systeemtherapie het helemaal. Toen kwam er een tijd waarin medicatie weer op de voorgrond stond. In de jaren 90 kwamen er gemanualiseerde behandelvormen als CGT en EMDR met steeds gedetailleerder protocollen.’ Zo hoppen we met z’n allen van de ene naar de andere hype, het ziet er uit als kluitjesvoetbal, vindt hij. ‘Je ziet ook dat de pioniers van die vormen soms commercieel hun succes te gelde gaan maken. Dan spelen er dus ook andere drijfveren. Dat maakt het nog extra ingewikkeld.’ 

Bovendien is de laatste tijd  door wetenschappelijk onderzoek duidelijk geworden dat al die benaderingen bij bijvoorbeeld depressie of persoonlijkheidsstoornissen een vergelijkbaar effect hebben. Soms past iets goed bij een cliënt of een aandoening, maar grosso modo heeft elke goed omschreven psychotherapie effect.’

Dus wordt er de laatste tijd meer onderzoek gedaan naar de werkingsmechanismen in psychotherapie. Waardoor hebben bepaalde behandelvormen effect? Wat is een noodzakelijk onderdeel? ‘Al de empirisch ondersteunde behandelvormen hebben bij 40 tot 60 procent van de mensen die behandeling ondergaan effect.’ Dat percentage wordt maar niet hoger. Er komen dus niet steeds betere behandelingen met hogere percentages. ‘Blijkbaar gaat het niet om het uitvinden van nieuwe behandelvormen, maar om andere aspecten. Bijvoorbeeld aandacht voor de context van de behandeling of de voorbereiding. Of de match tussen de therapeut en patiënt, en daar is weer van alles bij voor te stellen.’
 
Als het gaat over vooruitgang, dan is er ook een groep professionals die zegt: ‘Dit is het en verder komen we niet’, ziet Colijn. ‘We moeten mensen leren leven met problematiek of klachten, is hun visie. Maar daar ben ik het niet mee eens. Switchen van behandelvorm bij onvoldoende effect levert vaak niet veel op. Bijstellen en afstemmen op de persoon en diens situatie, waarschijnlijk wel.’
 
Colijn is van mening dat specifieke behandelvormen soms bij specifieke aandoeningen passen. ’Maar voor het vak psychotherapie is het nog belangrijker dat er een algemene basis is voor psychotherapeutische behandelingen: een helder kader, samen werken aan heldere doelstellingen, en het therapeutisch benutten van de relatie met de cliënt, zodat je als psychotherapeut je vaardigheden ook daar kunt inzetten. Die brede basis is altijd mijn uitgangspunt geweest. Het is mooi om te zien dat dit standpunt nu aan het eind van mijn loopbaan breder gedragen wordt.’

Psychotrauma

In de decennia waarin Colijn werkte, was er nog een andere grote verandering: de ontdekking van de cruciale rol van psychotrauma in het ontstaan van psychische problematiek. Tot de jaren 90 hadden psychotherapeuten nog weinig idee van het belang van psychotrauma. ‘Vroegkinderlijk trauma, op jonge leeftijd dingen als oorlog meemaken, in je land of in je gezin, heeft ontzettend veel gevolgen. Dit moet daardoor altijd in een behandeling betrokken worden, zeker in een behandeling van complexere problematiek. Dertig jaar geleden werd er minder gedaan met dit onderwerp. Maar tegenwoordig versta je je vak niet goed, als je niet naar trauma kijkt.’ 
 

'In 2075 zullen we minzaam lachen over wat voor rare ideeën we nu allemaal hebben'

Sjoerd Colijn

Colijn noemt het ‘ontzettend prachtig’ om te zien hoe de psychotherapie zich ontwikkeld heeft in de afgelopen vijftig jaar. ‘Tegelijkertijd maakt het ook bescheiden, want mijn god, wat deden we vijftig jaar geleden allemaal? Naar de maatstaven van nu zouden we kwakzalvers genoemd worden.’ Maar omgekeerd werkt het ook zo, denkt hij. ‘In 2075 zullen we ook minzaam lachen over wat voor rare ideeën we nu allemaal hebben. Ook dat is ontwikkeling. Het is leuk om daar een rol in te spelen.’

Hoofdopleiderschap

In 2007 werd Colijn hoofdopleider, een plek die hij overnam toen zijn voorganger, Wim Trijsburg, overleed. ‘Op dat moment waren we bezig met het construeren van een nieuwe opleiding. Er moest van alles. Wim had al een eerste schets gemaakt en ik mocht zijn werk voortzetten. Er kwam vervolgens een fantastisch stabiele curriculumcommissie, echt topvakgenoten.’ 
 
Deze groep had als doel om alle ontwikkelingen binnen de psychotherapie, de verschillende initiatieven en stromingen, met elkaar in verband te brengen om zo tot een stevige vorm van psychotherapie te komen. ‘In de commissie konden we hier volop over discussiëren. Ik ben er ook trots op dat ik een flinke rol heb mogen spelen in het neerzetten van de beweging richting integratie van psychotherapie in Nederland. In die zin had ik het geluk op het kruispunt te staan van de ontwikkelingen die er op dat moment gaande waren.’ 

Behandelaar als instrument

In zijn tijd als hoofdopleider zag Colijn bevestigd dat in de opleiding de kracht van de opleidingsgroep heel belangrijk is. ‘Psychotherapeuten in opleiding zijn in hun lesgroep aangewezen op elkaar, ze leren veel van elkaar. Daarbij faciliteren de docenten het leerproces en moeten zij ook ingrijpen als er fouten gemaakt worden.’
 
Bij psychotherapie is de behandelaar vaak zelf het instrument, daarom moet je in je opleiding ook veel over jezelf leren, vertelt Colijn. ‘Dat kan alleen in een veilige groep, waar mensen kritische feedback durven te geven. Daar leer je veel van. En je komt tijdelijk in een omgeving terecht die uniek is voor het verdere leven en je loopbaan, waar je vertrouwd in bent en waar je dingen over jezelf hoort en leert.’ 

Oogkleppen op

Als hij nadenkt over wat hij zijn vakgenoten wil meegeven, dan schiet hem meteen iets binnen. Colijn: ‘Ik ben niet zo van specifieke therapievormen. Je ziet dat als een therapievorm populair wordt, vervolgens iedereen die opleiding gaat volgen. Ook ggz-instellingen doen hieraan mee. Managers willen meteen dat iedereen de behandelvorm moet gaan toepassen.’
 
Het kan ook waardevol zijn, want je wordt ook goed in die behandelvorm, erkent Colijn. ‘Maar het is ook een valkuil, want je vindt de rest niet goed genoeg meer. De kunst is om op een kritische manier open te blijven staan voor andere dingen.’ Colijn ziet namelijk ook dat trends en populaire behandelvormen in het begin van hun ontwikkeling de hoogste effectgrootte halen. ‘Het lijkt alsof het meer effect heeft dan de vormen die er al waren. Maar hoe meer onderzoek er komt, hoe meer je ziet dat het effect langzaam weer daalt en uiteindelijk belandt bij het gemiddelde effect, zoals de andere behandelvormen.’ Kortom: ‘Blijf geïnteresseerd en vergeet daarnaast niet dat je ook wetenschappelijk kritisch moet blijven.’ 

Dilemma’s van ggz

Vraag je hem naar de toekomst, dan vertelt Colijn over de zorgen die hij heeft. ‘Het grote dilemma in de ggz is natuurlijk de toenemende vraag en de stijgende kosten. Een van de grote vragen is dan ook: hoe gaan we om met de eindigheid van het pakket dat we kunnen aanbieden. Dus: wie moeten je patiënten zijn?’ 
 
‘Gaat de bulk van onze kennis, vaardigheden en competenties wel naar de mensen die dit het hardst nodig hebben? Het is op dit moment vrij makkelijk om een praktijk te starten en een bepaalde groep patiënten te behandelen, maar daarmee laat je ook een grote groep lopen. Die belanden in de grote instellingen. Hoe krijgen we de beste behandeling bij de patiënten die dit het hardst nodig hebben? Daar moeten we als professionals zelf iets mee, anders laten we het over aan de managers met financiële motieven of de politiek.’ 
 
Voor zijn afscheidssymposium dat op 31 mei plaatsvindt, stelde Colijn de sprekers die hij uitnodigde de vraag: welke thema’s in psychotherapie vind jij belangrijk, waarom en hoe moet dat geleerd worden in opleidingen? ‘Je kan een opleiding zien als een stapeling van dingen die de studenten moeten doen. Als een blokkendoos die vol is met deskundigheid. Maar ik zeg altijd: het moet geen blokkendoos zijn, maar een kralenketting.’ Je moet geen losse dingen leren in blokken, maar in opbouw en samenhang met elkaar, vindt Colijn. ‘Hoe nemen we de opleidingsdeelnemers mee, waardoor we niet alleen kennis en vaardigheden stapelen, maar ze de kans bieden om zich te ontwikkelen? Daar draait het om.’