Bexkens merkt op dat de wetenschap ook valkuilen kent waar ze deelnemers bedacht op wil maken. ‘Wetenschappelijke kennis is belangrijk en moeten hulpverleners gebruiken, maar tegelijkertijd zijn onderzoeken gebaseerd op gemiddelden of groepen. In sommige individuele gevallen moeten hulpverleners durven afwijken als ze daar reden toe zien.’ Het uitgangspunt moet volgens haar dan ook altijd de vraag zijn hoe je mensen het beste kunt helpen. ‘Ik wil deelnemers daarom leren hoe je het beste wetenschappelijke evidentie vindt, hoe je daarbij je praktijkkennis betrekt en tegelijkertijd rekening houdt met de voorkeuren en kenmerken van de cliënt.’
Kruisbestuiving tussen wetenschap en praktijk
Bexkens ziet dat er nog steeds een groot gat is tussen wetenschap en de praktijk. Volgens haar wordt dit veroorzaakt doordat wetenschappers en clinici kennis soms met een ander doel vergaren. ‘In de meest extreme voorbeelden hiervan zijn wetenschappers geïnteresseerd in theorievorming die aansluit bij hoe de wereld “in het echt” in elkaar steekt, terwijl behandelaren theorie willen gebruiken om hun cliënten te helpen. Deze verschillende doelen kunnen tot verschillende afwegingen leiden. Als je evidence based werken goed toepast, is er ruimte voor beide doelen van kennisontwikkeling.’
Volgens Bexkens wordt er vanuit beide kanten soms argwanend naar elkaar gekeken. ‘Maar dat is niet helpend’, zegt ze. ‘Je kunt twee kanten op kritisch zijn: als beweringen in een theorie niet ondersteund worden door de data moet je je als clinicus afvragen of dit een uitleg is die je wel aan cliënten wil geven. Het werkt ook andersom: als clinici met praktijkkennis weten dat bepaalde oefeningen gebaseerd op die theorie goed werken, moet dat serieus genomen worden en kan dat aanleiding zijn om onderzoek te doen naar waarom het goed werkt. Misschien ligt er een andere theorie aan ten grondslag. Op deze manier brengen we onze kennis over psychologische behandelingen verder.’
Samenwerken in het opleiden
Waar volgens Bexkens ook leuke kruisbestuivingen plaatsvinden, is in het BIG-onderwijs, doordat dit tegenwoordig grotendeels wordt ingericht in samenwerkingsverbanden. ‘In veel werkvelden wordt heel anders gewerkt, dus opleiden in samenwerkingsverbanden geeft verrijking voor de inhoud. Deelnemers nemen interessante dingen mee vanuit de verschillende werkvelden waarin ze praktijkervaring opdoen. Dat heb ik zelf ook ervaren toen ik vanuit de gehandicaptenzorg in de ggz ging werken.’
Wel zitten er organisatorisch ook haken en ogen aan opleiden in samenwerkingsverbanden, zegt Bexkens. ‘Goede afspraken over het opleidingsplan en aanspreekpunten voor de deelnemer zijn noodzakelijk, zodat de deelnemer de opleiding goed en op prettige manier kan doen.’
Bexkens vervolgt: ‘Ik denk dat we een heel goede opleiding hebben die nieuwe professionals voorbereidt om goed werk te kunnen doen als psycholoog. Als er in het werkveld of de maatschappij veel dingen gaan veranderen, kunnen we dat doorvoeren.’ Samen met de curriculum commissie heeft ze brainstormsessies waarin wordt nagedacht over aanpassingen van het curriculum. ‘We zitten op één lijn, wat het makkelijker maakt om snel stappen te zetten. Dat pakken we weloverwogen en procesmatig aan vanuit samenwerking en een team van deskundige collega’s.’