‘In grote zaken die de media halen, zie je vaak dat deze omstandigheden worden weggelachen, genegeerd of zelfs als ongeloofwaardig worden afgedaan. Natuurlijk valt hun gedrag niet goed praten door te wijzen op hun traumatische jeugd. Toch is het van belang stil te staan bij de impact daarvan op de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Naast genetische en neurobiologische oorzaken verhoogt vroegkinderlijk trauma namelijk het risico op het ontwikkelen van psychopathie. Hierdoor staan wij nu voor de vraag welke rol traumabehandeling kan hebben op de ontwikkeling van psychopathie en het terugdringen van recidive bij deze populatie.’
Conceptuele verwarring
Dat er veel misvattingen bestaan over psychopathie heeft volgens Uzieblo onder meer te maken met de gebrekkige definitie daarvan. In de DSM-5 wordt het niet als afzonderlijke persoonlijkheidsstoornis erkend. En wat er in dit handboek over psychopathie staat, zorgt volgens haar alleen maar voor meer conceptuele verwarring. Want daar wordt het haast gelijkgesteld aan de antisociale persoonlijkheidsstoornis. ‘Bij psychopathie gaat het toch echt om een ander persoonlijkheidsconstruct. Daarbij is niet alleen het antisociale, impulsieve gedrag opvallend, maar is er ook sprake van afwijkingen op het affectieve en interpersoonlijke vlak. Denk aan gebrekkige empathie en het ontbreken van berouw, en aan oppervlakkige charme en manipulatief gedrag.’
Om deze stoornis toch te kunnen vaststellen, ontwikkelde Robert Hare de Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R). Met dit instrument kunnen klinische professionals aan de hand van twintig items vaststellen in welke mate er sprake is van psychopathie.
‘Geen enkel instrument is perfect. Toch is dit het meest betrouwbare en valide instrument dat we hier momenteel voor hebben’, zegt Kasia Uzieblo. ‘In de PCL-R ontbreekt volgens sommige experts bijvoorbeeld een item dat specifiek gaat over gebrek aan angst, terwijl dat een basiskenmerk van psychopathie is. Daarnaast kent het instrument ook enkele praktische beperkingen. Je hebt bijvoorbeeld veel dossierinformatie nodig om sommige vragen afdoende te kunnen beantwoorden. Zo moet je liefst vanuit verschillende bronnen zicht krijgen op iemands verleden om te achterhalen of er bijvoorbeeld ook op jonge leeftijd al gedragsproblemen waren. Dat is zeer tijdrovend en soms niet meer te achterhalen. Hetzelfde geldt voor het in kaart brengen van het strafblad. Hierdoor lukt het lang niet altijd om al de benodigde informatie over iemands voorgeschiedenis te verzamelen.’
Mensenwerk
Om het plaatje toch zo compleet mogelijk te krijgen, gaat het afnemen van de PCL-R liefst gepaard met een gesprek. Kasia Uzieblo voert deze interviews bij voorkeur samen met een collega om tot een zo objectief mogelijke beoordeling te komen. ‘Ik neem hierbij alle dossierinformatie altijd als uitgangspunt. Maar ‘t blijft mensenwerk’, relativeert ze.
Smakelijk lachend vertelt ze hoe ook zij ooit werd geïmponeerd door zeer charmant gedrag en complimenten. ‘Ik heb altijd geleerd dat je extra moet opletten zodra je een te positieve indruk van iemand krijgt en denkt: wat een fijn gesprek. In deze sector moet je altijd alert zijn op zulke signalen. Want cliënten die al langer in dit circuit meedraaien, weten precies dat ze bijvoorbeeld empathisch moeten overkomen. Maar gaandeweg het gesprek, zie je vaak dat ze dat niet volhouden of toch een kort lontje blijken te hebben.’
Toerekeningsvatbaar?
Het belangrijkste doel van een PCL-R-onderzoek is zicht krijgen op de mate van de persoonlijkheidsstoornis, met daarbij individuele aanknopingspunten voor het vervolg. ‘Zo kun je tijdens de behandeling je stijl aanpassen en aansluiten bij de kenmerken van deze ene persoon’, legt Uzieblo uit. ‘We weten bijvoorbeeld dat mensen die hoger scoren op de PCL-R het moeilijk vinden om lange termijn doelen voorop te stellen. Ook heeft het vaak niet zoveel zin om uitgebreid met hen in te gaan op emoties en empathie. Want vaak zijn zij hier heel gebrekkig in en is dat bij volwassenen nauwelijks meer te veranderen.’
Een PCL-R kan echter ook worden afgenomen in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek. Maar in hoeverre is een PCL-R-score relevant voor het bepalen van de straf? ‘Dat is inderdaad een belangrijke vraag’, zegt de forensisch psycholoog. ‘De PCL-R wordt zeer vaak als risicotaxatie-instrument ingezet, terwijl het instrument daar eigenlijk niet voor ontwikkeld is. Feit is wel dat hogere PCL-R scores gerelateerd zijn aan hogere recidivecijfers, zeker als het gaat om recidive in algemeen en gewelddadig delictgedrag. Maar de PCL-R blijkt minder goed te zijn in het voorspellen van gedrag op langere termijn en het inschatten van de kans op seksuele recidive.’