Negentig procent van de 12- tot 25-jarigen is tevreden met zijn leven. Vooral met zijn vriendenkring en psychische gezondheid aldus het CBS (2016). Dat nergens ter wereld het welbevinden van kinderen zo groot is, wisten we al van Unicef (2007-2013). Tegelijkertijd krijgt een op de zes kinderen in Nederland een vorm van hulp, zo becijferde emeritus hoogleraar opvoedkunde Jo Hermanns (2015). Ook het aantal kinderen dat medicijnen krijgt voorgeschreven bij problemen met opvoeden en opgroeien is exponentieel gegroeid, en groeit nog steeds. ‘It takes a village to raise a child’, maar anno 2016 ook een hulpverlener en een apotheek?
Een kind laat zien wat er in hem of haar omgaat door het uiten van gedrag. Aan ouders en hulpverleners de taak dit gedrag met de kinderen te zien en te bespreken/vertalen. Bij het toeschrijven van een probleem aan het kind blijft een cruciaal aspect buiten beeld: de dynamiek van het opvoedprobleem. Maar de ontwikkeling van een kind en zijn of haar leefomgeving zijn moeilijk los van elkaar te zien. Hoe kun je als hulpverlener betrokken bij een gezin de eigen kracht en de veerkracht blijven aanboren? Opvoeden is immers een opgave/uitdaging en sommige opvoedsituaties zijn ronduit pittig.
Hoe houd je dan oog voor de volgende vragen:
- Wat vraagt dit kind en hoe kunnen ouders dit kind zo goed mogelijk opvoeden/grootbrengen, hoe kunnen leerkrachten dit kind onderwijzen?
- Wanneer benoem je een ontwikkeling als afwijkend, wat zijn de belemmeringen?
- Is het kind de drager en de veroorzaker van het probleem?