‘Ik groeide op in een streng gelovige gemeenschap. Het was eigenlijk een sekte. Mijn vader was er voorganger. Tegengeluid thuis accepteerde hij niet. Toen ik mijn eigen leven wilde leiden, wilde mijn vader mij niet meer zien. Ik was een afvallige. Zijn band met de gemeenschap was sterker dan zijn band met mij. Ik heb hem daarna ook nooit meer gezien.’ Dat vertelde een vriendin in een Amsterdams café.
Haar verhaal raakte me. Een sekte, dat is een ver-van-mijn-bed verhaal. En bovendien iets waar ik geen positieve associaties mee heb. In de media komen sektes vooral in het nieuws naar aanleiding van excessen, zoals de aankondiging van de ondergang van de wereld, collectieve zelfmoord of seksueel misbruik. Haar levensverhaal gebeurde "gewoon" dichtbij, in het oosten van Nederland, waar we allebei zijn opgegroeid. Bij "haar" sekte was geen sprake van collectief exces. Haar eventuele opgelopen psychische schade was voor niemand zichtbaar.
Onder de indruk van haar levensverhaal vroeg ik me af: beschermen wij kinderen wel voldoende in dit soort situaties? Kinderen zijn kwetsbaar en kiezen immers niet zelf om in sektes te leven. Wat doet het met je als je jarenlang hebt geleerd dat je nadenken en beslissingen maken moet overlaten aan anderen, dat je voortdurend bang bent om verstoten te worden? Hoe kun je dan nog baas zijn over je hoofd en handelen?
Psychologische misstanden binnen sektes
Een paar jaren geleden voerde het WODC onderzoek uit naar sektes in Nederland, ook wel "nieuwe religieuze bewegingen" genoemd. In het onderzoek werden 84 unieke sektes geïnventariseerd die in verband zijn gebracht met misstanden. Veel misstanden binnen sektes waarover is gerapporteerd, hebben betrekking op psychologische misstanden. Sommige sekteleden hebben geen privéleven meer, mogen geen eigen mening hebben en raken op den duur geïsoleerd van hun familie.Desondanks concludeerde het WODC in 2013 dat er in Nederland geen nieuwe wetgeving nodig is om sektarisch gedrag aan te pakken. Rationale: als iemand de wet overtreedt, biedt het Nederlandse recht genoeg aanknopingspunten om misstanden binnen sektes juridisch aan te pakken. Denk hierbij aan moord, mishandeling, seksueel misbruik of het onthouden van onderwijs aan een kind. Maar, voor psychische misstanden is dat veel lastiger. Juridisch kun je bar weinig tegen dergelijke psychische misstanden beginnen, hoewel ze wél aantoonbaar schadelijk zijn voor kinderen. Want hoe bepaal je hoeveel psychologische druk strafbaar is?
(On)vrijwillig?
In het WODC-rapport wordt opgemerkt dat mensen uit vrije wil in een sekte stappen en dat juist deze vrijwilligheid het moeilijk maakt om te spreken over psychische misstanden. Maar deze redenering gaat helaas niet op voor kinderen in sektes. Kinderen maken deze keuze niet vrijwillig. Fokko Oldenhuis, hoogleraar recht en religie aan de Rijksuniversiteit Groningen, luidde half februari dit jaar de noodklok: de overheid moet in actie komen tegen sektes.Hoe anders gaat het eraan toe in België en Frankrijk. Daar kan bij (het vermoeden van) manipulatie van religieuze groeperingen, die als gevaarlijk worden beschouwd, wel ingegrepen worden. Waarom lukt dat in Nederland niet? Omdat het raakt aan onze godsdienstvrijheid - artikel 6 van de Nederlandse grondwet - en de overtuiging dat de overheid zich terughoudend moet opstellen als het gaat om inmenging in het privéleven. Het staat je dus in Nederland vrij te geloven wat je wilt, ook als dat wat aan de extreme kant is - en zelfs als dat uiteindelijk ten koste gaat van het psychisch welzijn van een kind dat opgroeit in een sekte.
‘Gelukkig kwam ik op het juiste moment de juiste mensen tegen die mij op weg hielpen mezelf te worden, vrij te worden’, zei mijn vriendin in het café. ‘Dat is uiteindelijk mijn redding geweest.’
Maar wat nu als je niet tegen de juiste mensen aanloopt? Red je het hier dan? Ik vrees met grote vreze…
Bronnen:
- Rijksuniversiteit Groningen: ‘Overheid moet in actie komen tegen sektes.’ Fokko Oldenhuis (18 februari 2019)
- De Nederlandse Grondwet:
Artikel 6 - WODC, 2013: ‘Het warme bad en de koude douche; onderzoek naar misstanden in nieuwe religieuze bewegingen en de toereikendheid van het instrumentarium voor recht en zorg.’