'Op zoek naar de binnenwereld van ouders en kinderen'

Interview met Mechel Oortgijs

29 april 2024
 

Mechel Oortgijs

Hoe kun je als professional oog krijgen én houden voor de belevingswereld van ouders en kinderen? Ook – of juist – wanneer je zorgen hebt over de ontwikkeling van kinderen of de situatie waarin ouders en kind zich bevinden. In de opleiding Ouderbegeleiding en de postmasteropleiding Speltherapie deelt GZ-psycholoog en orthopedagoog Mechel Oortgijs haar expertise op dit terrein.

Denken vanuit ouder-perspectief
Bij opvoedprogramma’s voor ouders gaat het doorgaans over uitvoering van de opvoeding, en de vraag hoe ouders functioneren in het belang van de ontwikkeling van hun kind. Maar bij ouderbegeleiding draait het ook om het perspectief van ouders zelf, om hun binnenwereld en hun beleving van het ouderschap. Hoe is het om ouder te zijn van dit kind, in deze situatie?

‘Wanneer het je als hulpverlener lukt zonder oordeel nieuwsgierig te zijn naar dat perspectief voelen ouders zich gehoord en gezien. Dat is het vertrekpunt van de ouderbegeleiding’, vertelt Mechel verder. Soms is de hulpvraag van ouders heel concreet en gericht op de ouderlijke werkvloer (de opvoedsituatie). Soms ook gaat een hulpvraag onderliggend veel meer over de beleving van het ouderschap en de ambivalente gevoelens die zij daarin ervaren.

‘In gesprek met ouders kun je als professional het gevoel hebben dat je begeleiding niet aankomt, of dat zij niets doen met wat je hen aanreikt. Hetzelfde geldt voor kinderen. Dan hoor je al snel de reactie: dit kind komt niet tot spel, speltherapie is niet passend. Of: deze ouders pakken de adviezen niet op. Daarmee wordt het vergrootglas op de cliënt gelegd; die pakt iets niet op zoals we het bedoelden als hulpverlener. Maar je kunt het ook omdraaien en proberen te begrijpen wat er misgaat in de afstemming, en wat je zelf als hulpverlener anders zou kunnen doen om de verbinding tot stand te brengen of te herstellen.’
 
Hulpverleners zijn geschoold om zich een beeld te vormen van de werkvloer van ouders waarbij ze kijken naar opvoedvaardigheden, veiligheid, verzorging en grenzen stellen. Of zij richten zich vooral op de omstandigheden van het ouderschap, zoals de woonomstandigheden, financiële situatie, problematiek van het kind, de eigen problematiek van de ouders of culturele aspecten. ‘Maar vaak heb je maar weinig invloed op die zaken’, stelt Oortgijs. ‘Wat als meer steunend wordt ervaren, is als je je als hulpverlener solidair opstelt en ouders probeert te helpen bij het reflecteren op wat er thuis gebeurt en op wat dit met hen doet. En dat met warmte en sensitiviteit voor goede ouderervaringen – vanuit het perspectief van de ouder. Voor veel hulpverleners is het best ingewikkeld om zich die attitude eigen te maken. Dat vraagt naast een theoretische onderbouwing ook veel oefening en reflectie. Daarom bieden we daar binnen de opleiding Ouderbegeleiding alle ruimte voor.’

‘Willen we ouders goed kunnen begeleiden met oog voor hun kwetsbaarheden, dan zullen we dus echt meer naast hen moeten gaan staan en vanuit hun belevingswereld proberen te zien wat helpend is.’

Mechel Oortgijs

Op zoek naar de binnenwereld van ouders
Net zoals kinderen zich in verschillende fases ontwikkelen, geldt dat ook voor ouders. Per fase kan het ouderschap anders worden ervaren, afhankelijk van wat er in die fase bijvoorbeeld op hem of haar af komt, en hoe de ouder daar mee om kan gaan. Oortgijs: ‘Een ouder kan zich in de ene fase heel competent voelen in de opvoeding van zijn/haar kind, maar zich in een volgende fase helemaal niet. Dat kan te maken hebben met iets uit de eigen jeugd van de ouder dat opeens wordt getriggerd. Hierdoor kan de ouder in die fase de beleving hebben niet langer de ouder te kunnen zijn die hij of zij graag zou willen zijn.’

‘Dan hebben we het over de binnenwereld van ouders, die (vaak onbewust) van invloed is op het ouderschap en de praktische uitvoering daarvan. Als ouderbegeleider kun je een veilige ruimte scheppen waarin je samen bij dit soort ervaringen stil staat’, legt Mechel Oortgijs uit. ‘Dat is van groot belang. Zeker als ouders al meer contacten met hulpverleners hebben gehad. In dat geval kun je stilstaan bij vragen als: hoe verliepen die contacten, wat was daar moeilijk aan, en wat sloot aan bij u? Met zulke vragen doe je recht aan de beleving van die ouder en aan je eigen professie. Bovendien kom je er zo achter wat ‘werkt’ voor deze ouder, en kun je bepalen of jij degene bent die daarbij aan kan sluiten.’

Ouderschapstheorie
In de opleiding Ouderbegeleiding wordt de ouderschapstheorie van gezinstherapeut Alice van der Pas (1934-2017) gebruikt als theoretisch kader. Deze theorie is gebaseerd op de volgende pijlers:

  1. Elke ouder heeft een tijdloos besef van verantwoordelijk-zijn; dit betekent dat elke ouder zich ten diepste realiseert dat hij/zij verantwoordelijk is voor (het leven van) het kind. Als ouderbegeleider probeer je steeds de vertaling te maken van deze onderliggende intentie naar het zichtbare gedrag van de ouder. Het beste willen is immers vaak niet hetzelfde als het beste (kunnen) doen.
  2. Ouderschap maakt kwetsbaar; zowel als het niet goed gaat met het kind, als wanneer het met de ouder zelf niet goed gaat. Als hulpverlener is het goed je bewust te zijn van die kwetsbaarheid en hoe we als mens (dus ook als ouders) geleerd hebben onze kwetsbaarheid (niet) te laten zien.
  3. Ouders zijn eindverantwoordelijk en opdrachtgever/consultvrager. Zij komen in contact met hulpverlening vanwege (de problematiek van) hun kind. Als hulpverlener kan het helpend zijn de consultvraag van ouders goed te verkennen en van tijd tot tijd opnieuw te bespreken of de vraag waarmee je samen gestart bent nog steeds klopt. Dan wordt duidelijk waar bij ouders de motivatie voor ondersteuning en verandering ligt.
‘Door te werken met deze uitgangspunten vergroot je de mogelijkheid om in contact met ouders te blijven’, weet Oortgijs uit ervaring. ‘In de opleiding oefenen we heel intensief hoe je die toepast in de praktijk. Want als het proces stagneert, heeft dat vaak te maken met een van de drie uitgangspunten hierboven.’
 
Vak apart
Ouderbegeleiding is dus een vak apart, maar geen erkend vak. Wordt het geen tijd dat dit wel een erkend vak wordt, gelet op de moeilijkheden die veel ouders ervaren bij het opvoeden van hun kinderen? ‘Ja en nee’, antwoordt Oortgijs. ‘Als het een apart vak wordt, zullen veel professionals misschien zeggen: dat is niet mijn vak, daar hoef ik niet van op de hoogte te zijn. Terwijl ik het ook ervaar als attitude die een grote groep professionals die met ouders te maken krijgen zich eigen zouden kunnen maken. Dus behalve psychologen ook onderwijsprofessionals, maatschappelijk werkers, pedagogisch hulpverleners, systeemtherapeuten, orthopedagogen, etcetera.’

Onze maatschappij is nu hoofdzakelijk kindgericht en dus in eerste instantie solidair met kinderen. Maar als we daarnaast meer door die ouderbegeleidende bril zouden leren kijken, zouden we als samenleving meer solidair met ouders worden. En dat is hard nodig, benadrukt Oortgijs.
‘Ouders hebben namelijk behoefte aan een solidaire, steunende gemeenschap. Dat is een belangrijke buffer om het ouderschap te kunnen dragen. Willen we ouders goed kunnen begeleiden met oog voor hun kwetsbaarheden, dan zullen we dus echt meer naast hen moeten gaan staan en vanuit hun belevingswereld proberen te zien wat helpend is.’
 
Vertragen en verdragen
Ook in de postmasteropleiding Speltherapie (waarbij Mechel Oortgijs onder meer een les verzorgt over het samenwerken met ouders) gaat het om de vraag hoe je als therapeut aansluit bij het kind en bij het spel. Ben je als hulpverlener bezig met je eigen plan, werk je vooral vanuit je eigen tempo, reageer je vanuit je eigen perspectief? Of lukt het je om werkelijk aan te sluiten bij dat waar het kind in zijn spel mee komt?

‘Dit betekent bijna altijd vertragen. Of het nu om ouders of kinderen gaat, vaak hebben zij een ander tempo dan voorgeschreven wordt in een behandelings- of begeleidingsplan. Inspelen op belevingswereld en investeren in het aangaan van een verbinding kost nu eenmaal meer tijd dan het afvinken van punten die aan bod moeten komen. Inzoomen op de belevingswereld betekent bovendien dat je vooraf niet weet hoe de sessie eruit zal gaan zien. Als hulpverlener moet je het dus kunnen verdragen dat je niet van a tot z weet wat er aan bod zal komen. Dat vinden veel hulpverleners moeilijk, omdat ze gewend zijn heel planmatig te werken.’
 
Spel: de taal van het kind
Na afloop van een speltherapiesessie is het van groot belang om scherp te krijgen wat er nou eigenlijk gebeurde. Wat heeft het kind verteld met zijn spelverhaal en in zijn gedrag? Die na-bereiding is volgens Mechel essentieel om een lijn te kunnen zien in het proces.

Kijkend naar video-opnames van eigen praktijksituaties, merkt Mechel vaak dat cursisten de lat hoog leggen voor zichzelf. Ze willen erbij blijven in het gesprek en het spel, maar ze willen ook meteen analyseren wat er gebeurt omwille van een volgende stap of een volgende interventie. ‘Maar die analyse kan ook achteraf, neem daar rustig de tijd voor; dat biedt ruimte om eerst maar eens te volgen wat er gebeurt in de spelkamer. Lukt dat zonder het spel te onderbreken met je eigen plan?’

Uitgangspunt blijft dat het spel de taal is van het kind. Het is de kunst om die taal te leren verstaan, met alle spelbeelden, thema’s en verhalen die daarin zichtbaar worden. Welke sfeer en emotionele lading hebben die? Zijn er bij gevechten bijvoorbeeld winnaars en verliezers? Of is er iemand die kan komen redden? Of gaat het gevecht altijd maar door? Met die vragen in het achterhoofd oefenen we tijdens de lesdagen met het verkennen van de binnenwereld van het kind, zodat je daarmee verder kunt in de therapie.’

Mechel Oortgijs is Gz-psycholoog BIG en orthopedagoog. Zij werkt bij expertisecentrum Advidium; polikliniek van ‘s Heeren Loo. Daarnaast heeft Mechel een eigen buitenpraktijk voor therapie, ouderbegeleiding en supervisie.

Wil jij je verdiepen in ouderbegeleiding vanuit een visie op ouderschap in ontwikkeling?

Heb jij interesse in de opleiding Speltherapie?