'Er is nog veel te leren over de werking van traumabehandelingen'

Interview met Suzy Matthijssen

3 mei 2019
 

Suzy Matthijssen is klinisch psycholoog en onderzoeker bij het Academisch Angstcentrum van Altrecht en is als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Utrecht

Wat begon met een onderzoek voor de opleiding tot klinisch psycholoog, mondde uit in een compleet promotietraject. Suzy Matthijssen dook in de wereld van traumabehandelingen, en kwam tot vernieuwende inzichten en belangrijke vervolgstudies.

Matthijssen werkt als klinisch psycholoog en onderzoeker bij het Academisch Angstcentrum van Altrecht, is docent bij de RINO Groep en als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Utrecht. Als EMDR-therapeut stoorde zij zich aan een specifieke procedure in het protocol, en besloot daar haar onderzoek voor de KP-opleiding aan te wijden. ‘Vanuit de theorie over EMDR voelde het niet logisch om oogbewegingen bij de procedure positief afsluiten in te zetten, zoals het protocol voorschreef’, zegt ze. De patiënt noemt daarbij iets positiefs over zichzelf in relatie tot de EMDR-zitting, en maakt daarna oogbewegingen. ‘Ik kwam tot de ontdekking dat het toepassen van de oogbewegingen inderdaad niets extra’s toevoegt. Sinds begin dit jaar is het onderdeel dan ook geschrapt uit het EMDR-protocol.’

Auditieve hallucinaties

Daarnaast onderzocht Matthijssen het modaliteitsspecifiek belasten, met als belangrijkste ontdekking dat EMDR niet alleen effectief is bij visuele intrusies, maar ook bij auditieve intrusies en auditieve hallucinaties. ‘Bij mensen die traumagerelateerde klachten hebben door herinneringen aan nare uitspraken of door stemmen die ze hoorden tijdens psychoses, kun je werkgeheugenbelasting dus ook auditief toepassen. Uit onderzoek bleek er een klein voordeel wanneer je een auditieve intrusie auditief aanpakt. Meer dan wanneer je een auditieve intrusie visueel aanpakt. Werkgeheugenbelasting in het algemeen geeft het grootste effect, maar je kunt dat nog vergroten door visuele herinneringen visueel te behandelen en auditieve herinneringen auditief.'

'We weten nog lang niet genoeg over hoe het nu precies komt dat bepaalde traumabehandelingen effectief zijn, en wat de onderliggende gemene deler van al die therapieën nu eigenlijk is.'

Suzy Matthijssen

Kinderschoenen

Derde poot van haar promotieonderzoek was onderzoek naar Visual Schema Displacement Therapy (VSDT), een traumabehandeling die door twee therapeuten in Engeland werd bedacht. Bij VSDT laat de therapeut de patiënt kijken naar een bepaald punt dat sterk gerelateerd is aan het trauma, en maakt de therapeut een onverwachte beweging naar een ander punt, gecombineerd met een ‘woosh’-geluid. Een behandeling die volgens Matthijssen veelbelovend is, maar die in Nederland nog in de kinderschoenen staat. ‘De overeenkomsten tussen VSDT en EMDR zijn de werkgeheugenbelasting en het gebruik van oogbewegingen, maar verder is VSDT anders dan alle andere therapieën die ik ken’, aldus Matthijssen. ‘Er spelen bij VSDT mogelijk meer mechanismen een rol, zoals het schrikeffect, counterconditioning, de kijkrichting en het verrassingseffect. Uit onze studie onder studenten én een aantal casestudies blijkt dat de emotionele lading van herinneringen sneller afneemt met VSDT dan met EMDR. Maar hóé dat precies komt, zijn we nog aan het onderzoeken.’

Geduld

Een voorzichtige optimistische ervaring met deze vorm van traumabehandeling dus, maar Matthijssen benadrukt dat er nog meer onderzoek nodig is voordat therapeuten er mee aan de slag kunnen. ‘Voor PTSS-klachten die je met VSDT zou kunnen behandelen, zijn er nu meerdere evidence based therapieën die werken. VSDT zou een aanvulling kunnen zijn op het aanbod, maar zo ver zijn we nog lang niet. Heb geduld.’ Matthijssen heeft onlangs een medisch ethische aanvraag gedaan voor een grotere patiëntenstudie om de werkingsmechanismen van VSDT verder te onderzoeken. ‘En zo zijn er nog veel meer studies mogelijk naar verbeteringen en vernieuwingen in de traumatherapie. Ik denk dat we meer van elkaar moeten leren, meer verbinding met elkaar kunnen zoeken. Collega’s die werken bij een topklinische afdeling zou ik willen aanmoedigen om met andere afdelingen de onderzoeksagenda’s eens naast elkaar te leggen. We weten nog lang niet genoeg over hoe het nu precies komt dat bepaalde traumabehandelingen effectief zijn, en wat de onderliggende gemene deler van al die therapieën nu eigenlijk is.’